|
Binnenveld, 1802 Op deze kaart uit het begin van de 19e eeuw (de Man, 1802-1812) is het Binnenveld nog als een bijna leeg gebied getekend. In het veenontginningsgebied langs de Grift bij Veenendaal is het regelmatige patroon van zijkanalen voor de afvoer van turf te zien. Op de zandruggen met de kampen, Nergena en de Maanderbuurt, is de perceelindeling weergegeven; die is ook te zien langs de oostzijde van de Utrechtse heuvelrug. Dit waren in die tijd, samen met de Engen op de flanken van de heuvels de akkerbouw- gebieden. De lagere delen van het Binnenveld waren voorzover mogelijk in gebruik als hooiland en weidegebied, maar een groot deel in het midden bij de Grift was te moerassig en te nat om te gebruiken als boerenland.
Het belangrijkste veengebied in de Vallei strekte zich uit van Wageningen naar het noord-westen (tot ver voorbij Woudenberg) en naar het noorden tot in de buurt van Doesburg (onderste kaart, 1681). De grens tussen Utrecht en Gelre liep dwars door het economisch belangrijke veengebied (turf was vroeger even belangrijk als nu de olie, de industrie, steenbakkelrijen e.d. waren afhankelijk van turf als energie-bron; turf werd ook gebruikt voor huisverwarming ). Aanvankelijk werd hoogveen afgegraven (droge vervening). Maar reeds in de 17e eeuw werd begonnen met de produktie van slagturf, z.g. natte vervening. Het veen is vrijwel geheel afgegraven. De oude ontginningen zijn nu in gebruik als boerenland. Het gebied wordt gekenmerkt door een hoge dichtheid aan sloten en verkaveling in een patroon van lange smalle percelen (slagen).
|
|
|